Hans Geleijnse (68) was radiotelegrafist bij de marine, knipselkrantplakker, schoenverkoper en het grootste deel van zijn werkzame leven journalist. Voor de GPD, een inmiddels in rook opgeloste persdienst van regionale kranten, en voor verschillende omroepen (radio) werkte hij als correspondent in Oost-Europa (standplaats Boedapest) en de voormalige Sowjet-Unie (Moskou). Daarna berichtte hij voor de GPD vanuit Londen en Rome. In 2007 deed hij op ZO-Aziatische ontdekkingsreis ook Thailand aan. Thans hangt Geleijnse In de buurt van Sattahip dagelijks het vleesgeworden cliché uit: expat, te veel kiloâs, een tatoeage en een Thaise echtgenote met dochtertje.
De dierbare dode
,,Ik was twintig en dolverliefd toen ik trouwde. Elke dag samen was er één om in te lijsten. Hij was zo zorgzaam, zo attent, zo aantrekkelijk ook. Hij deed zelfs boodschappen!
We kochten een leuk huisje in een stil buurtje. We kregen kinderen, twee dochters. In de weekeinden trokken we vaak met de hele familie naar het strand vlakbij ons huis. Picknicken, van het uitzicht en de zeelucht genieten, lachen om de spelletjes van Somchai met âzijn meidenâ.
Vijftien jaar waande ik me op een door Boeddha gestuurde golf van eeuwig sanook. Nooit sloeg ik in die jaren op mijn dagelijkse gang naar de markt het bezoek aan de tempel over. Ik dankte er voor ons geluk en bad de geest van mijn moeder ons tegen het kwade te blijven beschermen.
Offerde ik te weinig? Ging ik geluk als iets vanzelfsprekends zien? Ik weet het niet, maar het noodlot sloeg toe. Op een dag voelde ik me niet goed, slap, futloos.
Een vrouwenkwaaltje dacht ik eerst nog. Het ging echter niet over. Na twee weken sukkelen naar het ziekenhuis gegaan. Toen kwam de mokerslag. Bloedkanker, zei de dokter. Niet te genezen.
Het veranderde mijn leven totaal. Ook het zijne. Ik had geen energie meer, kon het niet meer opbrengen voor hem en de kinderen te koken. Het werd ook doods in ons bed en Somchai werd steeds sikkeneuriger. Hij, politieman, moest plotseling veel vaker overwerken dan vroeger. Als hij thuiskwam zweeg hij, ontweek mijn blikken. Op een dag liet hij me kennismaken met een vriend, een advocaat. De man bracht zijn echtgenote mee. Op het moment dat ik haar zag en hoe mijn man steels naar haar keek wist ik het zeker: hij heeft een mia noi.
Ik kon niet anders dan berusten. Hij zocht geluk dat ik hem niet meer kon geven. Voor mijn laatste wens, een familiefoto, hebben we ons allemaal in onze beste kleren gestoken. Toch zien we er niet echt gelukkig uit. De volgende dag alleen thuis werd ik geroepen voor de lange reis. Maar echt ver weg ben ik niet. Mijn geest is ingetrokken in de kleine tempel in onze tuin. Ik kan iedere dag zien dat Somchai weet dat ik hem nooit zal loslaten.â
De koele kapster
,,De gelukkigste dag in mijn leven? Wat een vraag zeg. Ik kan alleen maar zeggen wat de gelukkigste dag in mijn leven had kunnen zijn. De dag dat ze dood ging. Kijk niet zo verbaasd. Ik heb het over Ramai, de vrouw van mijn ex-minnaar.
Hij heet Somchai, een ontzettend knappe man. Vooral in zijn politieuniform, want zo heb ik hem ontmoet. Hij hield me aan bij een stoplicht, vroeg om mân papieren. We keken elkaar aan en de bliksem sloeg in. Een dag later aten we samen romantisch aan zee. De naam van het restaurant zal ik nooit vergeten: De Verliefde Kreeft.
Ja, ik ben ook getrouwd, al jaren. Met een advocaat. Onze families hebben dat destijds geregeld. Liefde is het tussen ons nooit geworden. We konden het goed met elkaar vinden, dat wel. Hij heeft me na verloop van tijd een kapsalon cadeau gedaan. Zo kunnen we elk ons eigen leven leiden, zei hij. Jij knipt jouw klanten, ik de mijne.
Dat ging goed tot Somchai in mijn leven kwam. Ik wist meteen dat ik voor hem alles op wilde geven. Mân zekere huwelijk, mân kapsalon, alles.
Somchai voelde daar niets voor. âWe zijn toch gelukkig zoâ, zei hij als we weer in een hotelletje of in de woning van een vriend de liefde bedreven. Soms moest ik huilen. Dan kreeg ik iets moois van hem. Kijk maar, deze gouden armband en deze ring met diamant.
Voor mij was dat niet genoeg. Maar iedere keer weer wist hij me te overtuigen dat we onze liefde beter geheim konden houden. Dan zei hij met een snik in zijn stem: âIk lijd veel meer dan jij. Mijn leven met Ramai is een hel, maar als ik haar laat vallen verlies ik ook mijn dochters. Heb geduld, Ramai kan de ziekte niet overwinnen, ze zal niet lang meer leven.â
Om hem jaloers te maken heb ik hem aan mijn man voorgesteld. Maar dat pakte slecht uit: die twee werden vrienden!
Eindelijk ging Ramai dood. Mijn man en ik zijn samen naar de tempel gegaan om de crematie bij te wonen. Somchai stond er met gebogen hoofd bij. Ik dacht nog, zou hij inwendig nu net zo blij zijn als ik? Na de rouwperiode wilde hij echter nog steeds niet samen met mij verder. Hij vond het nog te vroeg voor toekomstplannen.
Een keer waren we samen in een supermarkt in de stad. Een jonge mooie fotografe nam een foto van ons. Gratis, zei ze, promotie. Later is hij zelf de foto gaan ophalen. We staan er leuk op. Maar ik zag hem nauwelijks meer. Na een paar weken belde hij me op. âWe moeten stoppen. Als ik jou zie moet ik aan Ramai denken. En dan voel ik me schuldigâ, zei hij. Een week erna trok een vrouw bij hem in. Je raadt het al: de fotografe.
Ik was hels. Ik heb de auto gepakt en hem bij zijn huis opgewacht. Toen hij op zân motor de straat indraaide, heb ik geprobeerd hem tegen de grond te rijden. Hij kon echter nog net over een een muurtje springen en wegrennen.
Mijn man hoorde ervan en heeft een scheiding doorgedrukt. Je bent gestoord, zei hij, ik laat mijn naam niet door het slijk halen. Gelukkig mocht ik de kapsalon houden. En de sieraden van Somchai ook. Maar aan mijn lijf geen kerel meer.â
De fletse fotografe
,,Ik heb niet zoveel zin om te praten. Ik heb al gehoord dat die gekke Ning van alles heeft verteld over Somchai en ons. Zo erg die vrouw. Somchai heeft één keer een foutje met haar begaan en daarna is ze hem blijven achtervolgen. Somchaiâs dochters vertelden me dat zijn eerste vrouw Ramai zelfs op haar sterfbed nog ontzettend heeft geleden door de roddels die Ning verspreide over Somchai.
Mijn man heeft het er ook geweldig moeilijk mee gehad. Het heeft jaren geduurd voor hij het verlies van Ramai had verwerkt. Als hij het moeilijk heeft, bidt hij bij de huistempel tot haar geest. Hij is er ook van overtuigd dat de geest van Ramai hem heeft beschermd tegen een moordaanslag van Ning.
We zijn nu drie jaar getrouwd. Twee van die drie jaar heb ik Somchai gelukkig kunnen maken. Ik was het ook. Ik vond het wel een beetje vervelend dat hij niet naar een ander huis wilde. Hij had er zoveel geluk met Ramai gekend en toen dat droevige einde.
Misschien is het ook wel de geest van Ramai die mij ziek heeft gemaakt. Hier, kijk maar naar die vlekken op mijn armen en die fletse kleur van mijn huid. Kreeg ik plotseling. Huidkanker zei de dokter. Gaat nooit meer weg. Ik ben ook heel vaak erg moe, moet veel slapen.
Ik weet niet wat mijn toekomst is. Gelukkig zorgen de dochters van Somchai goed voor me. Ze zijn maar iets jonger dan ik, maar geweldig lief. Somchai? Die lijdt ook, maar kan het niet echt uiten. Dat kan ook moeilijk, want hij is weinig thuis. Als politieman moet hij altijd voor iedereen klaar staan. Ik begrijp dat wel, maar ben nu erg moe.â
De pruilende pechvogel
,,Man, schenk mân glas nog eens vol en praat me niet over vrouwen. Die hebben me alleen maar geld gekost en ongeluk gebracht. Met Ramai, mân eerste, was het nog wel uit te houden. Af en toe een avontuurtje ernaast, maar over het algemeen was ik redelijk tevreden. En ze schonk me twee lieve, mooie dochters.
Toen kreeg ze bloedkanker. Ik heb haar met wat hulp van mân dochters zo goed mogelijk proberen te verzorgen. Wat een ellende was dat. Als man had ik niet veel meer aan haar, dus heb nog even wat gehad met een kapster, Ning. Heeft me handenvol geld gekost en alleen voor een beetje plezier in bed. Ze chanteerde me, dreigde alles over ons te vertellen, mân dochters in te lichten. Dan kocht ik haar zwijgen maar weer af met iets van goud.
Gelukkig was haar man, een advocaat, mijn vriend, dus hebben we allebei een mooi einde aan de relatie kunnen maken. Alleen maakte ik een foutje. Ik kan niet tegen alleen zijn en vond Far, een fotografe, ontzettend sexy en leuk. Om Ning voorgoed van me af te houden ben ik met Far getrouwd. Dat wilde ze graag trouwens en in het begin was het ook best leuk.
Maar ineens begon haar huid te verschrompelen. Na een paar maanden zag ze er niet meer uit. Ik durf haar niet eens meer aan te raken. Ik viel bijna van mân stoel toen de dokter vertelde dat ze huidkanker had. Kan je nagaan wat een enorme pechvogel ik ben. Eerst Ramai, nu Ning. En wie moet er steeds betalen? Voor dure medicijnen, voor speciale voeding? Ik, Somchai.
Far heeft het eeuwige leven niet en dat moet je iemand met haar ziekte ook niet willen gunnen. Dus ik tref wel voorbereidingen. Mân dochters zijn het huis al uit, als Far gaat verkoop ik het. Ik heb al iets anders op het oog, hier in de buurt.
Ãén ding weet ik zeker: de huistempel neem ik niet mee. Ik denk dat de geest van Ramai rust nodig heeft.â
Dit verhaal werd eerder gepubliceerd in De Tegel, het magazine van de Nederlandse Vereniging Thailand Bangkok.
Ingezonden mededeling
Op zoek naar een leuk cadeau voor sinterklaas of kerstmis? Koop Het Beste van Thailandblog. Een boekje van 118 paginaâs met boeiende verhalen en prikkelende columns van achttien bloggers, een pittige quiz, handige tips voor toeristen en fotoâs. Bestel nu.